Secret Mountain de tentoonstelling

Secret Mountain – an imaginary hike de tentoonstelling

2020 Afslag BLVD – Museum Belvédère

Een hernieuwde balans tussen natuur en geest

Han Steenbruggen Directeur Museum Belvédère

In het voorjaar van 1336 bereikte de dichter Francesco Petrarca na een wandeltocht van bijna twintig uur de top van de Mont Ventoux. Een wijdse omtrek lag letterlijk aan zijn voeten. Volgens overlevering was hij de eerste sinds de oudheid die een dergelijke tocht had afgelegd. Naar eigen zeggen beklom hij de berg om de bijzondere hoogte en het uitzicht te ervaren. 

De onderneming, waarvan Petrarca verslag deed in een brief, werd nadien in de literatuur veelvuldig beschreven als exemplarisch voor een kantelend tijdsgewricht. De ‘donkere’ middeleeuwen liepen ten einde en maakten plaats voor verlichting. Nieuwe wegen ontsloten streken, het verlangen tot reizen groeide en de natuur, voorheen bezien als woest en vol gevaren, werd met de opkomst van wetenschappen vol nieuwsgierigheid tegemoet getreden. Wat voorheen was onderworpen aan de restricties van kerkelijke dogma’s, mocht met de Renaissance op rationale gronden worden verklaard. En om de schepping te begrijpen werden zelfs onherbergzame gebieden verkend en in kaart gebracht. Die veranderde houding jegens de natuur weerspiegelde zich ook in de schilderkunst. Steeds nadrukkelijker werd het landschap het décor van uiteenlopende voorstellingen, In veel gevallen geven steden of bebouwing op de achtergrond maat aan die landschappen en verbeelden ze tevens een nieuwe wereldorde waarin de schoonheid van de natuur en de mens als hoogtepunt van Gods schepping worden gevierd.
De toenemende populariteit van landschap en natuur bracht vanzelfsprekend veel reisbewegingen met zich mee, die verliepen langs oude maar vooral nieuw aangelegde wegen en paden. En naarmate het landschap zich steeds meer ontwikkelde als  zelfstandig genre, werd ‘de weg’ een van de krachtigste schilderkunstige metaforen. Wegen verbonden hier met daar, brachten onder de aandacht hoe de natuur werd ontsloten en gecultiveerd. Tegelijkertijd kon het het motief verwijzen naar het reizen, zowel in fysieke als spirituele zin. Vooral dat laatste aspect werd gedurende de Romantiek uitvergroot. Het was de periode waarin bij kunstenaars wantrouwen groeide jegens de opkomende industrialisatie en een mentaliteit die de mens deed vervreemden van de natuur. Het was aan de kunsten om een nieuwe balans tussen mens en schepping – cultuur en natuur – te vinden. Reizen door land en langs culturele hotspots kon daarbij helpen en werd gezien als uitgelezen mogelijkheid om geest en lichaam te zuiveren. In de landschapschilderkunst uit die periode vindt dat zijn weerslag in grootse natuurspektakels waarin landwegen slingerend verdwijnen, de mens slechts figureert en lijkt overgeleverd. Ze weerspiegelen een wereldbeeld waarin de mens niet langer de natuur aan zijn voeten weet, maar zich bewust is van zijn onbeduidende plaats binnen het grotere bestel. De weg brengt hem in contact met het ontzaglijke, de reis loutert en maakt deemoedig en de kunsten zetten het tijdelijk tegen het eeuwige af.
De behoefte landschapschilderkunst te spiegelen aan religieus georiënteerde denkbeelden en te voorzien van een licht defaitistische ondertoon, neemt in de loop van de negentiende eeuw af. De impressionisten lijken uiteindelijk zelfs, met landschappen die baden in licht en kleur, ook het leven – het hier en nu – te vieren. Hun positivistische levenshouding vond aan het begin van de twintigste eeuw een heftig tegengeluid met de opkomst van het expressionisme – de laatste breed gedragen stroming die het landschap als genre omarmde. In reflectie op romantici keerden ook zij zich tegen de uitwassen van het modern leven in de stad en zochten zij naar een nieuwe orde. De antwoorden vonden ze op het platteland waar de boerenbevolking nog in nauw contact leefde met de natuur of in idylische omgevingen met paradijselijke naakten aan kusten dichtbij of heel ver weg in de Stille Zuidee. Het bracht sommigen van hen ertoe die streken van onschuld en verlangen daadwerkelijk op te zoeken – een reis naar daar waar alles was zoals het ooit bedoeld was lang voordat Petrarca zijn berg beklom.


In het omvangrijke en doorlopende project Secret Mountain – a imaginary hike, waarmee Margriet van Weenen in 20—begon, lijken al die tradities van eeuwen samen te komen. De kunstwerken, objecten en foto’s die ze tot een Gesammtkunstwerk verbond, kunnen dan ook worden beschouwd als meervoudig onderzoek naar de reis als onderneming, queeste, zelfreflectie en metafoor in het licht van verleden en heden, waarbij de beleving van de natuur een cruciale rol speelt.

Secret Mountain – an imaginary hike vond zijn vertrekpunt in de vintage foto’s van uiteenlopende landschappen die Margriet van Weenen met de jaren verzamelde. De afzonderlijke foto’s vertegenwoordigen natuurobservaties met persoonlijke herinneringen van ongekende mensen. Ze dragen het bewustzijn van voorbije levens en daarmee de vluchtigheid van ieders bestaan, maar zijn tegelijkertijd ook neutrale beelden, die zich los van plaats, tijd en persoon als vrije willekeurige natuurimpressie laten herkennen. Die dualiteit tussen de momentane, subjectieve ervaring en het geobjectiveerde beeld staat aan de basis van Van Weenens project. De foto’s die zij vergaarde en aanvulde met eigen reisfoto’s, vormden langzaamaan een zelfstandige documentatie van een imaginaire reis. Door de foto’s op haar atelier uit te vergoten, met losse verfvegen in te kleuren, op doeken te projecteren en op vervreemde wijze met elkaar te combineren, maakte ze het vooral tot een persoonlijk kunsthistorisch verslag – een artistieke verwerking van de menselijke zoektocht naar sublieme natuurervaringen.
Aan de installatie die al associërend ontstond, voegde Van Weenen tenslotte  stenen toe die ze tijdens wandeltochten had gevonden. Elke presentatie ervan was een momentopname, elke volgende anders van samenstelling en een uitbreiding. Daarmee werd Secret Mountain telkens een nieuwe poging vat te krijgen op plaats, tijd en de emotionele betekenis der dingen met als doel een hernieuwde balans te vinden tussen natuur en geest – een bewust gezochte uitdaging in een tijdsgewricht waarin alle bergen zijn beklommen, oude geloofswaarden steeds meer verdwijnen en de natuur niet alleen alle geheimen zijn ontnomen, maar door menselijk handelen wordt beschadigd en gecorrumpeerd. 

Van Weenens verlangen naar zingeving en spiritualiteit voert haar langs paden van anderen, maar leveren in Secret Mountain steeds weer onvermoede vondsten op – vondsten die haar misschien niet dichter brengen naar de top met uitzicht, maar wel diepgang geven aan haar voortdurende queeste.