Tentoonstelling Witte Goud
Curator Lieneke Hulshof
Sinds mensenheugenis graaft men in de aardbodem, in de hoop grondstoffen aan te treffen. Daar winnen, delven en rooien we olie, gas, water, steenkool, goud en aardappelen.
De aarde van de drie provincies rondom CAMPIS speelde een onmisbare rol in het voeden, beschermen en verwarmen van Nederlandse huishoudens. In Groningen vond men gas, Drenthe was rijk aan turf en Overijsel gaf ons zout.
In de afgelopen eeuwen wonnen we die grondstoffen gulzig en leverden deze middelen een niet te onderschatten bijdrage aan de Nederlandse welvaart. Maar nu blijkt dat we daar een prijs voor moeten betalen. Er is iets uit de bodem gehaald, maar er is niks teruggegeven. Niet aan de aarde zelf en niet aan de mensen die deze grond bewonen.
Aan de tentoonstelling Witte Goud nemen kunstenaars Joppe Venema, Margriet van Weenen en Jun Zhang deel. Voor hun kunstwerken vormden de bodem en de grondstoffen van Groningen, Overijsel en Drenthe het startpunt. De drie kunstenaars kijken naar de specifieke krachten van gas, turf en zout en gebruiken ze als ingrediënten voor nieuwe verhalen over onzichtbare energiestromen, smeltende gletsjers en een onzichtbare vruchtbaarheidsgrot.
Venema, Van Weenen en Zhang laten zien dat de stoffen die we opgraven betekenis dragen. Ze kijken voorbij onze consumptiedrift en tasten naar een gelijkwaardige relatie met de wereld die een paar meter onder onze voeten verscholen ligt.
Titel gehele installatie: Layers of Time
Jaartal: 2024
Campis Assen
Grond is opgebouwd uit lagen van tijd, ook ons tijdperk zal ooit terechtkomen in een nieuwe laag.
Margriet van Weenen wil begrijpen hoe de grond waarop ze woont is ontstaan. Ze zoekt daarom naar plekken waar de verschillende ijstijden van het Pleistoceen hebben bijgedragen aan de vorming van de Groningse bodem. Toen aan het einde van het Pleistoceen op deze Groningse grond de eerste mensen gingen wonen, was het nog pooltoendra. Het gas in de grond is daarvoor al begonnen te ontstaan, in het Carboon, toen Nederland nog op de evenaar lag, door planten en dierenresten van moerasbossen.
Met haar camera fotografeerde ze bij Fiemel het ondergelopen land na een storm. Bij de Groninger stuwwallen die ooit zijn gevormd door een ijskap, legde ze met haar camera een klein, zonverlicht ijsschotsje vast. Ook fotografeerde ze de kust van de Waddenzee. Al deze plekken hebben een geologische verbinding met het Noordpoolgebied. Het ijs en smeltwater van de Noordpool hebben in een proces van duizenden jaar klei en zand vervoerd en zo de grond van Groningen mede gevormd.
In deze serie speelt water een grote rol omdat er volgens Van Weenen niet naar land kan worden gekeken zonder ook de zee te zien. Grond en water staan altijd in relatie tot elkaar. Het smeltwater van de laatste ijstijd heeft de Noord- en Waddenzee ooit gevormd en onder andere smeltwater dreigt Nederland nu opnieuw te overspoelen.
Haar foto’s beschildert Van Weenen. Ze wil dat het schilderen de foto overneemt. Vervolgens scant ze de schildering weer in waardoor bij het afdrukken de fotografische eigenschappen van het werk opnieuw terrein winnen. Soms voegt ze daarna weer verfstreken toe aan het werk. Haar proces is zo een spel tussen allerlei lagen, zowel de geologische lagen van tijd als de lagen verf en fotoafdrukken die ze zelf toevoegt.
Van Weenen voelt sterk dat de grond waarop iemand woont, ook diens identiteit mede vormgeeft. In Groningen ziet ze om zich heen dat die identiteit gepaard gaat met angst, juist omdat de bodem niet veilig is. Het ontstaan van de grond in Groningen is een proces geweest van miljoenen jaren, een niet te vatten hoeveelheid tijd. Voor haar voelt het alsof de bodem nu terugslaat omdat er in een fractie van tijd enorme hoeveelheden grondstoffen uit gewonnen en gebruikt zijn. Uiteindelijk plaatst ze met haar installatie de menselijke tijd en invloed in perspectief door haar blik te richten op de eeuwenoude en eeuwigdurende tijd die onder haar voeten is verstreken.











